‘Figaro! Figaro! Figaro!’ – het beroemde refrein waarmee de barbier van Sevilla zijn intrede doet in een van de beste komische opera’s ooit. Deze prachtige klucht is gebaseerd op Le barbier de Séville, het toneelstuk van Pierre Beaumarchais uit 1775. Gioacchino Rossini maakte zijn nieuwe versie in slechts dertien dagen, en het tempo waarmee hij te werk ging, lijkt vat te hebben gekregen op het verhaal en de muziek: beide hebben zo’n vaart dat het publiek zijn aandacht geen moment verliest.
De barbier waaraan het stuk zijn naam ontleent, wordt door de graaf van Almaviva aangesteld om de mooie Rosina voor hem te winnen, zodat hij met haar kan trouwen. Op aandringen van Figaro verkleedt de graaf zich als student, soldaat en muziekleraar om Rosina’s jaloerse voogd dokter Bartolo om de tuin te leiden. Uiteindelijk wordt Bartolo bedot door alle trucs en zit er niets anders op dan zich neer te leggen bij de situatie.
Rossini vond de première van De barbier van Sevilla in het Teatro Argentina te Rome op 20 februari 1816 een grote mislukking. Hoewel Rossini zijn werk aanvankelijk simpelweg Almavina had genoemd, ter onderscheid van Giovanni Paisiello’s Barbier van Sevilla uit 1782, reageerden fans van Paisiello ontstemd en werden de spelers van het podium gehoond.
Rossini was ervan overtuigd dat het misprijzen door zijn eigen tekortkomingen kwam en bracht in allerijl verbeteringen aan. Bij de uitvoering van de volgende avond bleef hij weg, maar deze werd een groot succes. Veel bezoekers gingen zelfs naar Rossini’s huis om hem eer te bewijzen.
De barbier van Sevilla is een zeer melodische opera, waarin de muziek naadloos aansluit bij alle wendingen in het verhaal. De schitterende komedie keert nu – tot vreugde van velen – terug in de Weense Staatsopera.